[27] Jean Pierre Rawie























(Scheveningen, 20 april 1951)

Interieur.

In dit met boeken volgestouwd vertrek
heb ik steeds minder anderen van node,
met al mijn aan de dood ontstegen doden
iedere nacht stilzwijgend in gesprek.

Bij wie is wat ik liefheb nog in trek?
Het meeste is al eeuwen uit de mode.
Van wat ik deed, uit nood of om den brode,
rest enkel de grandeur van het echec.

Maar ook al bood het leven nog zoveel
waar ik mijn tanden op heb stukgebeten,
éen regel en de wereld raakt vergeten,

éen rijm, en het verscheurd heelal wordt heel:
alleen achter mijn schrijftafel gezeten
heb ik opnieuw aan heel de schepping deel.

===

Verslaafd rondeel

Ik kan dit leed met niemand delen
al slaap ik niet meer van verdriet,
Met drank en valium en speed
lukt het nog wel mooi weer te spelen,

zodat temidden van de velen
geen sterveling mijn wanhoop ziet:
ik kan dit leed met niemand delen,
al slaap ik niet meer van verdriet.

Ach God, verstrek mij duizend kelen
waar ik vergetelheid in giet,
want baat het niet, dan schaadt het niet,
en wat kan mij de wereld schelen?
Ik kan dit leed met niemand delen.

Herfstwandeling

Reeds vroeg ontstegen aan het bed
waarin ook zij wel heeft gelegen
wier doen en laten mij toen tegen-
woordig vaak nog aan het denken zet,

ging ik de herfst in. Allerwegen
stond boomskelet na boomskelet
van alle allerliefsten het
verkoolde geraamte in de regen.

Wat is dat toch ontzettend met
relaties die hun einde kregen;
al was je ze ook zeer genegen

je hebt er jaren van gezwegen
en dan opeens kom je ze tegen
terwijl je op iets anders let.

===

Uitvaart

Zo'n tien jaar terug voor haar gevallen;
het duurde maar een maand of drie.
Toen kwamen drank en jaloezie
en achterklap de boel vergallen

Op zich geen grond voor nostalgie
- zo ging het vroeg of laat met allen -
maar het is vreemd nu ik de smalle
doodskist in deze aula zie.

Iets wat ik nooit geheel aanvaarde
blijkt plotseling ontstellend echt:

Dat ook door mij beminde vrouwen
verdwijnen in de natte aarde,

de handen op de borst gevouwen,
de voeten naast elkaar gelegd.

=

Kerkhof

Een herfstdag tegen allerzielen,
het was niet anders dan het was:
de zon, de bladeen die vielen,
het hek, de zerken en het gras.

Ik had een tijdje rondgezworven
voor ik haargraf gevonden had
want er wordt toch nog meer gestorven
dan je zou denken in zo'n stad.

En half beschaamd en half bewogen
-je ziet jezelf een beetje staan-
heb ik verwonderd overwogen
hoe vreemd de dingen altijd gaan,

hoe onverbiddelijk de liefde
verband houdt met verdriet en rouw,
en of ik als zij nu nog leefde
nog zoveel om haar geven zou

En nimmer was het dichter bij me
en nimmer verder van mij af,
het denken over de geheimen,
de gruwelijke, van het graf.

===

Geen opmerkingen:

Bezoekers