[44] Gerrit Achterberg


(Nederlangbroek, 20 mei 1905 — Leusden, 17 januari 1962)

Huid

De tijd vouwt u naar binnen
Ik breid mij om u uit
met het geheiligd linnen
mijner onsterfelijkheid.
Er kan geen dood beginnen
in deze nieuwe huid

===

Dichters van deze tijd
. 22ste-druk
uitgeverij:
P.N. van Kampen
Amsterdam 1969

===



Nog meer Gerrit Achterberg:


Ongepubliceerd getekend portret van Achterberg door Cees Bantzinger, 1942.
(Uit: Wim Hazeu, Gerrit Achterberg, een biografie.)




Ik citeer het gedicht ‘Welkom’ uit de bundel Osmose:

Ik hang mijn jas op aan de kapstok naast de deur
en blijf in mijn geluk verzonken staan.
Hier vallen van mij af getal en kleur,
waaronder ik bij vreemden moet bestaan.

Vermenigvuldigd tot oneindigheid
en teruggebracht tot ongebroken licht
ga ik naar binnen toe; je breidt de armen uit;
terwijl je kust liggen je ogen dicht.

===

Innemee

Ze worden hier begraven met een haast
alsof de dood hen op de hielen zit
En wat een buitenman het meest verbaast
is dat de stoet bijna geen staart bezit;

natuurlijk weer een ver familielid
waarmee men even naar de groeve raast
om gauw terug te wezen van de rit;
want ieder blijft zichzelf het allernaast.

Bij ons luiden ze urenlang de klok.
Een kind beseft wat er te gebeuren staat.
Men schaart zich achter 't lijk in diepe stilte.

En lang daarna hangt in het dorp een kilte,
die iemand door de schouderbladen gaat;
als het herstellen van een zware schok.

===

Uit: Maatstaf, decembernummer 1953
Ode aan de Haag, 1953

Geen opmerkingen:

Bezoekers