[75] Hugo Claus

(Brugge, 5 april 1929 - Antwerpen, 19 maart 2008)


Ik schrijf je neer

Mijn vrouw, mijn heidens altaar,
Dat ik met vingers van licht bespeel en streel,
Mijn jonge bos dat ik doorwinter,
Mijn zenuwziek, onkuis en teder teken,
Ik schrijf je adem en je lichaam neer
Op gelijnd muziekpapier.

En tegen je oor beloof ik je splinternieuwe horoscopen
En maak je weer voor wereldreizen klaar
En voor een oponthoud in een of ander Oostenrijk.

Maar bij goden en bij sterrenbeelden
Wordt het eeuwige geluk ook dodelijk vermoeid,
En ik heb geen huis, ik heb geen bed,
Ik heb niet eens verjaardagsbloemen voor je over.

Ik schrijf je neer op papier
Terwijl je als een boomgaard in juli zwelt en bloeit.

===

Uit "Gedichten 1948-1993" - De Bezige Bij, Amsterdam, 1994,
of "Ik schrijf je neer". Paperback. Uitg: De Bezige Bij, 2002.

===

Een vrouw

Met schaterend haar,
Met meeuwenogen, met een buidel op de buik,
Een moeder of een goede verrader,
Wie kent deze laaiende vrouw?

Haar nagels naderen mijn hout,
Haar klauwzeer wekt mijn jachtige huid,
Als een jachthoorn hangt zij in mijn haar te tuiten.

Zij nadert in vouwen en in schicht,
In hitte, in hars, in klatering,
Terwijl in staat van begeerte,
Gestrekt als een geweer en onherroepelijk
In staat van aanval en van moord ik
Omvat, doorploeg en vel,
Gebogen, geknield, het geurend dier
Tussen de lederzachte knieën.

Zij splijt mijn kegel
In de bekende warmte.

===

Uit 'Ik schrijf je neer' - De Bezige Bij, Amsterdam 2002.
===

12-12-2008 Onlangs opgedoken eerste gedicht Hugo Claus wordt geveild

‘Het was heel merkwaardig dat hij op die leeftijd al zo'n gedicht kon schrijven. Hij had toen al iets geniaals in zich. Ik wist direct dat ik het gedicht moest bewaren. Alleen jammer dat zo’n speciaal gedicht geschreven staat op een banaal blaadje uit een schoolschriftje.’ Aldus Mirjam Soetaert gisteren in een interview in De Standaard. De nu 80-jarige Soetaert was aan de Rijksmiddelbare school in Kortrijk een jaar lang de klasgenote van Hugo Claus, in het tweede jaar van de Grieks-Latijns Humaniora.

Dertien waren ze, in 1942, toen Hugo Claus haar een gedicht gaf, geen liefdesrijmelarij (er was geen sprake van liefde, ‘daar waren we veel te jong voor’, aldus Soetaert) maar een somber vers over het leven in de steenkoolmijnen onder de titel ‘Grauwvuur’. Zij besefte meteen.............


http://www.literatuurplein.nl/nieuwsdetail.jsp?nieuwsId=2024


===

De aarde danst op haar wolken

De aarde danst op haar wolken
met het geroezemoes van de middenstand
Ultragolven bereiken mij niet meer
ook niet die van het erbarmen.

Kan een gedicht denken?
In welke zin?
De aarde is er
voor het koesteren van klei, voor
het boetseren van gedachten
Kijk in mijn ogen!
Blijf niet wachten en verachten!

Door louter makelij
Kan de dichter zijn vel redden.

Het vers zwelt, bloeit, spat

===

Sonnet XIV

als dan het koperen keteltje vol as
van wat ik was wordt leeggeschud
over het geduldig gras,
mijn lief, sta daar niet voor schut

en veeg de rimmel van je wangen.
Denk aan de vingers die deze regels schreven
in onze tijd van verlangen
en die je streelden tijdens hun leven.

En lach om wat ik was, onder meer
het gesnurk in de bioscoop,
de onderbroek die steeds afzakte,

de debiele grap en de logge loop
naar jou keer op keer
toen ik je warme weelde pakte.

===

Behoud

Behoud de begeerte.
Vergeet waarvoor je in de kou
wou staan en sterven
toen je dacht dat de wereld een lente
was of een vrouw.

Verwacht dag en nacht
maar vergeet de vrees die je was.
Betaal geen rente voor je gedrag.

Morgen versnelt.
Gisteren zwelt
liefde doodt, gaat niet dood.

Behoud geen resten.
Stap over haar schreef.
Zij blijft de welkriekende dreef
in jouw verwoeste gewesten.

===

Ontdubbeling

Die nacht was ik een jaar of dertig.
Die nacht opgestaan. Het regende uiteraard.
En ik werd ontdubbeling gewaar.

Mijn klef, laf ego
vastgespeld aan mijn dubbel vel
liet los, genadig, ordentelijk.

Voorspeld: kinderen (drie),
teckels (twee), bridge, anjers,
Verzamelde werken, testament.

Ik viel. ik liet mij liggen.
Als een slagroomtaart in de regen.
Ontdubbeling, het is een woord
(van in den beginne?)
als een ziel zo wrikbaar.

===

Horizon

De horizon is de taal, de taal die ik word
geacht te delen met
het verminkte kind,
met de jongeling die soldaat geworden is
en zo fier op zijn laarzen,
met de grijsaard met zijn gescheurde darmen
in zijn armen.

Het regent fosfoor en sirenes

De stemmen van mijn land
meestal in de televisie.
Moordzuchtige families.
Misdadig gezang.

En alom de bloedslurpende goden

===

Een kwade man

Zo zwart is geen huis
Dat ik er niet in kan wonen
Mijn handen niet langs de muren kan strekken

Zo wit is geen morgen
Dat ik er niet in ontwaak
Als in een bed

Zo waak en woon ik in dit huis
Dat tussen nacht en morgen staat

En wandel op zenuwvelden
En tast met mijn 10 vingernagels
In elk gelaten lijf dat nadert

Terwijl ik kuise woorden zeg als:
Regen en wind appel en brood
Dik en donker bloed der vrouwen

===

De hese nacht en de wagen van de tijd

De hese nacht en de wagen
Van de tijd die de nacht inrijdt
En ratelt.

Uw haar, het meeuwennest,
Uw meerschuimheuvels waarin
Getand de vrucht die splijt.

De hagedissen,
De stenen spechten
Wiegen in het lover,
In het woedend lover.

Hoor op de weg de hoeven van
Het paard Begeerte vluchten.
Hoor in de weiden de korhaan,
De hazenschreeuw,
De klappertandende liefde.

Geen opmerkingen:

Bezoekers