[56] Ed Hoornik



Den Haag, 9 maart 1910 - Amsterdam, 1 maart 1970)

Ik ben de kleine dochter van Jairus

Ik ben de kleine dochter van Jaïrus.
Ik lig hier op een veel te grote baar.
De dood zit in mijn ogen en mijn haar,
dat, nu de krul er uit is, zonder zwier is.

Ik mis mijn pop, die nu zij niet meer hier is,
slaapt als ik slaap, de vingers in elkaar.
ik weet dat twee maal twee tezamen vier is,
maar nu ik dood ben, is dat niet meer waar.

Waarom had ik daarstraks ook weer verdriet?
Er zou een man, die toveren kon, komen,
mij beter maken, maar toen kwam hij niet.

De mensen op het dak en in de bomen
gingen naar huis, maar ík blijf van hem dromen.
Morgen ben ik de eerste die hem ziet.

===

Uit: Het menselijk bestaan (Daamen’s Uitgeversmaatschappij, ’s Gravenhage, 1952)
Ed Hoornik (1910-1970)

===

Geen opmerkingen:

Bezoekers