Een muur Met Brieven Voor De Eeuwigheid
"O, LANDGENOTEN. De koningin heeft het hart op de tong. Critici schreeuwden vijf jaar geleden moord en brand, maar het illustreert wel dat ook het staatshoofd een 'gewone' Nederlander is. Dat is natuurlijk enigszins raar geformuleerd, want deze formulering lijkt te leiden naar de filosofische vraag of het ooit toeval is dat iemand ergens wordt geboren. De menselijke Beatrix, ze bestaat. Bekend is dat zij haar dagboek in de vorm van brieven schreef. Het verloren dagboek, dat ik uiteindelijk ging schrijven . . ."
Copyright © 2009 Lilian Caessens
LEES DIT DAN als een lang verwachte brief, en wees gerust, en vrees niet de gedachte dat U door deze woorden werd gekust: 'ik heb je zo lief'.
Je komt terug Po Tsju I, altijd wacht ik ‘s avonds bij de vijver, waar we elkaar het eerste zagen, bij het heuveltje. Terug uit de witte winter in het witte huis in de witte kamer in het witte bed op het witte laken smelten wij mond op mond samen tot het witte wezen dat wij zijn als de nacht begint.
Zo heeft het leven hier ons geformeerd: een wil, verwant aan deze barre hoven, een hart, dat duldt en eindeloos begeert – de wilde hemel van de droom daarboven.Liefde, ja is wetvervulling.U weet toch van de Perzen en de Meden – die mensen dus, van wie een wet kan zijn?
"EEN KIND ONTWAAKT op deze wereld, ziet om zich heen en kijkt naar zichzelf, vol verbazing over alles wat het ziet en voelt. Toen Beatrix, onze vorstin in spe als jonge loot aan de Oranjestam haar moeders stokje plechtig overnam was ik erbij en feestte vrolijk mee. Vandaar loopt de weg met alle incidenten van toen naar nu. . Aan de voet van die mooie Wester heb ik vaak in gedachten gestaan,ik heb er dikwijls staan te dromen. Al die Amsterdamse mensen. Zij zingen over hun sores & lol, hun belevenissen en de stad. Ik heb met hen gedronken en gelachen, gekust en geweend".
HOE LANG AL ZAT IK HIER – al voor de tijd dat de tijd begon, niemand zag me, maar ik zat hier al eindeloos te kijken, zoals nu.
Weer ligt die straat aan beide einden in mist gevat; geen ander gaat voorbij.Zo gaat het, zo ging het en zo zal het altijd gaan. Ik geloof dat het enige is wat ik ooit leerde: dat ik proberen moet en weten – dat het over gaat. Voor wie ik liefheb, wil ik heten. Bij wie is wat ik liefheb nog in trek?
"IK BEN SIMPEL, ik ben stapel, ik, de dorpsgek, zo u wilt. . Ik wil de goden in mijn polsslag. Hier en daar een dorpsgek vecht nog zijn eigen oorlog, leunt nog tegen zijn leeggeruimd toneel van de wereld en wacht nog op volgende week, betere komedianten. Bea, Bea, oude vrouw. De werkelijkheid heeft mij niet nodig. Ik ben alleen mijn eigen bondgenoot".
"Ik heb de brieven in het archief gevonden in 2005. Ik herinner me die dag nog goed, want mijn vriendinnen en ik kregen een onstopbare giechelbui - dat was beslist niet leuk, en we schaamden ons vreselijk, maar we konden maar niet stoppen".
"Laatst heb ik al die brieven en foto’s weer eens tevoorschijn gehaald. Ik las haar brieven na en schreef er zinnen uit op de muur. Om iets bloot te leggen. Een muur met brieven voor de eeuwigheid".
IK ZOU NOOIT de aanblik van uw schoonheid kunnen verdragen zonder in het voorgevoel van een ramp te moeten leven. Wel kon ik, met een vleugelreppen, werelden uit den chaos scheppen. Een rijstebrijberg ben ik doorgegaan van schoolse weetjes en verplichte stof, waar drang naar vrijheid niet was toegestaan, waar alles op mij viel en niets mij trof. Eigenlijk geloof ik niets en twijfel ik aan alles, zelfs aan U. Er kan geen dood beginnen in deze nieuwe huid.
Ik ben een stem, stervend en koud, vol winterse woorden. Ik leef nog, ons gesprek is niet af, maar ik leef deze laatste dagen gebogen, over woorden die ik doorstreep, weer opschrijf.
"HIER WOONT EEN FILOSOOF met geitenogen en bleke, uitgezakte pukkelwangen. Van mijn vrienden de schilders heb ik het kijken geleerd. Zo zag iedereen wat, de één dit, de ander dat. Pas later kreeg het een verhaal. Ik maak ons een schilderij zonder achterkant, zonder bleke plekken op de muur, een uitzicht. Ik, in weekhartig gezelschap, delf, hak, in de onvolkomenheid het geluk zoekend".
SCHRIJVENDERWIJS werd ik wakker bij nacht omdat er woorden stonden te blaten onder het open raam waar ik lag.
Wij willen kunnen spreken (in een logische helderheid) en kunnen zien. Wacht een maand, een jaar, de eeuwigheid en één seconde meer – maar kom, voor ik mijn ogen sluit. Ik lig hier op een veel te grote baar.
Doodgaan is niet te beschrijven, ook al heb ik aan den lijve die krimpende kou gevoeld onder de zwetende huid en de verwarring in het hoofd van niet meer blijven. Ik ben teveel een mensch geweest, een mensch, die gilde, en klaagde en schreide.
Wellicht in uw herinnering zal ik stollen verstijven, niet lang meer blijven maar verbleken tot verleden en wat toen? De mooiste idioot die ik ooit zag lag op zijn rug een heel heelal te zijn.
"EEN KORTE ALINEA in de brief trof mijn aandacht, en ik kon niet meer luidop lezen, want er kwamen tranen in mijn ogen. Ze schreef niet alleen over een andere werkelijkheid, maar ook over een andere wereld. Wie schrijft riskeert, en mooi zijn dat doet pijn".
BEMINDE VRIEND, het koude weer is op komst en als teken van onze liefhebbende zorgen tref je hierbij een want aan voor je linkerhand en een mofje voor je rechterarm.
Ik ben niet vrij, heb niet het recht jullie alleen te laten, als opgeslotenen in dat domein van stomme schimmen, sprakeloos en klein.
Netzomin als bezit leidt tot geluk, veel licht tot begrip van een tekst, de zinloosheid van de wereld een zinnige filosofie is - tussen Eufraat en Tigris is alles wat je onthouden moet.
Denk niet wanhopig: 'God wat moet ik nog"?
"REALISEERT U ZICH nu wel, dat we niet naar het toppunt van een stolpvormige wolkenhemel gaan? In de loop der mediarevoluties is onze beleving van wat echt is en wat niet, steeds verder ineengeschoven. Maar het geestigste is als zotten en domoren elkaar prijzen in hun wederzijdse brieven, gedichten en lofzangen".
"Cicero schreef vele brieven aan zijn ouders en zijn vrienden, filosofen kozen de briefvorm voor hun geleerde verhandelingen, zoals Epicurus of Seneca; zijn hele leven uitte Erasmus zich in brieven en Voltaire verstuurde meer dan zestig jaar lang bijna elke dag een lange brief. Als je niet geschift was, zou je het worden".
"Maar goed, dat vrouwtje dus. We kunnen niet anders dan haar voor zichzelf laten spreken".
DE VREUGDE soms komt in mijn kamer met een gezicht van spijt.. We zullen er niet klaar voor zijn en toch zullen we sterven. Want alles is bij de dag zo innig niet.
Maar als het hart nog jong is, hoe weinig hindert dat! Dit is geluk!Moge de geur van dit bosje je herinneren aan je geliefde heide en aan de dag waarop je er weer in vrijheid kunt ronddwalen. Dan vangt in mij misschien het zingen aan.
Ik slaap nog niet, ik volg de nachtbrakers, een jonge idioot of kindse grijsaard, van wie de stappen klinken op de keien; ik laat en neem de last van mijn bestaan en ik daal af, daal dieper af dan ooit hier in dit tijdsgewricht, hier in dit volk".
"DAAR, DOOR DE NEVEL loopt een boer op kromme benen bedaard achter zijn os door najaarsnevelslierten waarin de arme bleue dorpjes zijn verdwenen".
"Boeren, de hele lange vrieswinter opgesloten in hun keukens in de scherpe lucht van karnemelk en varkensvoer, boeren, oude en jonge midden de rapenvelden waarover ijsvlekken liggen, zien haar wandelen langs de witgepoederde weiden, ook de boeren die met paarse konen en gesteven hemden en zwartlaken pakken uit de kerk komen, zien haar stappen, zij, mollig, zoals zij verkiezen dat een vrouw is, op haar hoge hakken, in haar nauwsluitende jurk die kleeft aan nachtblauwe gaine in elastische vyrène die kleeft aan haar rubberen huid, en in hun boerenhersenen tollen haar lichtpaarse kousen zonder naad en zij blazen stoom uit hun neusgaten, de roede scheurt uit hun zwartfluwelen gulp, zij blaffen naar elkaar".
"Zegt ze: Beatrix van Nassaue:"
IK SCHRIJF JE NEER op papier, terwijl je als een boomgaard in juli zwelt en bloeit. Jij zegt: ‘Dit is het binnenpad’.
In mij kwamen vergeten regels omhoog, zachte op nacht rijmende landerijen, maar jij fluisterde: hier, hier is het het fijnste, waar je nu bent, waar je nu bent met je handen.
Gedrukte letters laat ik U hier kijken, maar met mijn warme mond kan ik niet spreken, mijn hete hand uit dit papier niet steken; wat kan ik doen? Vingers zijn verlangen van lange lome lust.
Ik hou je tot vanavond warm, totdat je slaapt en daarna wakker wordt als in een la, leeg op ons tweeën na".
"DE BRIEF, zegt de Spaanse dichter Pedro Salinas in Defensa de la carta misiva y de la correspondencia epistolar ('Pleidooi voor de brief en de correspondentie per brief'), is 'op z'n minst net zo'n waardevolle uitvinding als het wiel in de geschiedenis der mensheid'".
"Zulke brieven van Beatrix vind je nergens".
"Toen onder noorderwind de sparappels hun tocht begonnen over de vijvers, de pauwen waren afgedaald van hun roodstenen muur, verschoof een zonnewijzer ’t hele uur – ten teken dat de koningin ’t gesprek geopend had met de peon wiens handen wonderzacht met paarden konden zijn".
HET ZIJN ENKEL de zintuiglijke indrukken, de vluchtige momenten, geuren, een gebaar of een glimp die het verlangen losmaken of de herinnering opwekken aan de schoonheid of het ideaal.
Soms verwarde ik mij met mijn schaduw zoals men het woord met het woord kan verwarren. Al hoop ik dat mijn taal mij overleeft, wie weet loopt een te lang verhaal dood in oud lief en leed.
Als ik dood ben zal ik je nooit vergeten.
Ik wist met je te neuken tot aan het onwaarschijnlijke maar kon je niet verleiden tot het tot eeuwigheid herleiden van mijn lief mijn lief ik hou van jou".
"HALLO NEDERLAND, slaap maar lekker verder! Hier is de bult, de rammelkast, de knobbelvent, de leuke gast, de dwerg die ´t hoofd omhoog moet steken, als hij zijn zonen toe wil spreken. Wat er werkelijk is, ziet men niet, verloren in de nacht".
"Als je ogentroost door je voorzetlens bekeek kreeg je kleurenbogen en vlekken in paarse en gele tinten alsof het het decor was van een show om de burgers te epateren, om hun monden open te laten vallen van verbazing. De illusie van persoonlijke samenhang is, aldus Boeddha, een grote bron van ellende. Het glijdt weg als water in de gootsteen".
IK KAN NIET MEER!
Aangezien echter ons lot in de toekomstige wereld vermoedelijk in sterke mate er van af zal hangen hoe wij onze positie in de tegenwoordige bekleed zullen hebben, sluit ik met de woorden die Voltaire tenslotte zijn eerlijke Candida na zoveel nutteloos geredetwist der scholen in de mond legt: laat ons zorg dragen voor ons geluk, in de tuin gaan en arbeiden. Beatrix draagt een hoed en geen hoofddoek.
Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat"?
"IK HAD HET GEVOEL een voor mij nieuw en onbekend land te betreden. Ik droomde dat ik langzaam leefde. Ik kan niet het feit veranderen, dat mijn schilderijen niet verkopen. Ik sta er altijd weer versteld van hoe lastig het is om de mensen van kantoor naar de kroeg te krijgen, of om ze in de juiste positie te manoeuvreren opdat ze voorover van de trap kunnen vallen. Het hier is nergens, en het nu is nooit. En ik besef nu dat het altijd al voorgoed te laat was".
"Er is geen einde en geen begin aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden, alleen dit wonderlijke gespleten lange heden. Leur je daarmee als een schooier langs de straat"?
[1] Hella S. Haasse
Hella (Hélène Serafia) Haasse (Batavia, 2 februari 1918)
Schaduwbeeld, of Het geheim van Appeltern
Beschrijving:
Aantrekkelijke kroniek - de Volkskrant
Een van de voormannen van de Nederlandse patriotten was Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784). Hij staat algemeen bekend als de schrijver van het fameuze pamflet 'Brief aan het volk van Nederland'. Aan de hand van authentieke tijdsdocumenten schetst Hella S. Haasse niet alleen een portret van deze bijzondere `nieuwlichter' met een karakter vol tegenstrijdigheden, maar schildert zij tevens een beeld van Nederland temidden van landen in grote beroering.
Recensie(s)
NBD|Biblion recensie
Met dit boek voegde Hella Haasse niet zozeer een roman, als wel een levensbeschrijving toe aan haar imponerende oeuvre; zelf noemt zij het een 'kroniek van een leven'. Zij schetst hier het merendeels politieke leven van de controversiele Joan Derk van der Capellen (1741-1784), de 'Aristocratische patriot'. Daarin geeft zij ook een boeiende beschrijving van het milieu waarin Van der Capellen zich bewoog, van zijn jeugd en zijn Utrechtste studententijd tot zijn dood. Als rode draad in deze kroniek heeft zij de levens van zijn tijdgenoten verweven; broeders in het verborgen genootschap van de Vrijmetselaren. Nog meer dan in haar eerdere werk, beweegt de schrijfster zich hier op de grens van geschiedenis en literatuur. Ook uit dit boek blijkt haar grote bekwaamheid in het vervlechten van historische gegevens en modern inlevingsvermogen.
===
http://www.bol.com/nl/p/boeken/schaduwbeeld-of-het-geheim-van-appeltern/1001004000007541/index.html#product_image
===
[2] Queen Royalblog
Beatrix: weinig bloopers sinds 1980
Perfectie. Geen schandalen, geen ophef. Dat is de leidraad van koningin Beatrix. De afgelopen 28 jaar is zij er in geslaagd die vast te houden. Haar regeringstijd is tot nu toe vrijwel vlekkeloos verlopen. Daarom ook dat de paar incidenten die er zijn geweest, sterk zijn uitvergroot, bij gebrek aan beter.
Beatrix wil haar werk goed doen. Ze weet dat ze fouten kan maken, maar de buitenwereld moet daar niets van merken. Uitglijders blijven door het geheim van paleis Noordeinde ook onopgemerkt, zo lang iedereen zich tenminste houdt aan de regel dat over gesprekken met de koningin niets naar buiten komt. Alleen op die manier kan ze vrijuit praten, zich volop informeren en toch boven de partijen blijven staan. Komen haar mening of wensen wel naar buiten, dan is er een probleem.
De Amerikaanse politicus Jesse Jackson bijvoorbeeld kent de gevoeligheden rond het Nederlandse staatshoofd niet. Na een audiëntie bij de koningin vertelt hij in september 1983 uitvoerig over het gesprek: 'Beatrix zit in haar maag met de kruisraketten die de Navo in Europa wil plaatsen. Ze is voor uitstel, er moet eerst verder worden gepraat met de Sovjetunie.'
Leuk om te weten, maar premier Ruud Lubbers die op dat moment te maken heeft met grote weerstand tegen zijn plannen om de nucleaire wapens in Nederland op te stellen, verslikt zich in zijn ontbijt. Tegenstanders zijn er al genoeg. Zelfs prinses Irene heeft zich achter de honderdduizenden demonstranten opgesteld. Zo'n mening van de koningin kan hij missen als kiespijn.
De Rijksvoorlichtingsdienst wordt ingeschakeld. De dominee wordt gevraagd zijn woorden in te trekken. En als de koningin al zoiets zou hebben gezegd, zegt Den Haag, dan heeft ze het vast niet zo bedoeld of heeft Jackson het verkeerd begrepen.
===
http://gpdhome.typepad.com/queenbeatrix/2008/01/beatrix-weinig.html
===
[3] De Gooi- en Eemlander
Beatrix verschilt niet écht veel van doorsnee-senior
Gepubliceerd op 25 januari 2008, 14:57
Laatst bijgewerkt op 25 januari 2008, 15:31
De koningin is een bijzondere Nederlander. Al is het maar omdat zij staatshoofd is, in een paleis woont en íets meer geld op haar bankrekening heeft staan dan de meeste landgenoten. Maar in vergelijking met haar 65.815 leeftijdsgenoten blijkt de vorstin niet eens zo heel bijzonder te zijn.
Dat koningin Beatrix net als haar leeftijdsgenoten gewoon AOW ontvangt is al lang geen geheim meer. Critici schreeuwden vijf jaar geleden moord en brand, maar het illustreert wel dat ook het staatshoofd een 'gewone' Nederlander is. Toegegeven: ze verdient een beetje meer dan haar medezeventigers. Maar ze behoort dan ook tot het handjevol vrouwelijke zeventigers in ons land dat überhaupt nog werkt.
Voor dat werk ontvangt Beatrix een uitkering - zo heet dat officieel. In 2007 bedroeg het inkomensdeel daarvan, exclusief AOW, 762.000 euro. Dat is exclusief de vergoeding (in totaal zo'n drie miljoen) die de koningin ontvangt om haar personeel te betalen en andere kosten te dekken.
Ter vergelijking: het gemiddelde jaarinkomen van de Nederlandse zeventiger is 13.500 euro. Maar die zijn meestal ook minder hoog geschoold dan drs. Van Oranje-Nassau. Doorstuderen was eind jaren vijftig, begin jaren zestig immers geen vanzelfsprekendheid.
===
http://www.gooieneemlander.nl/nieuws/bijlagen/plus/article3036294.ece?showComments=0
===
[5] Herman Langeveld
Colijn en de Haarlemmermeer
Het was geen toeval dat Hendrikus Colijn op 22 juni 1869 in de Haarlemmermeer, in Burgerveen, vlak bij de ringvaart, werd geboren.(foto) Dat is natuurlijk enigszins raar geformuleerd, want deze formulering lijkt te leiden naar de filosofische vraag of het ooit toeval is dat iemand ergens wordt geboren. Maar zo bedoel ik het niet; ik bedoel er mee aan te geven dat zijn ouders niet zo maar, op goed geluk, naar de nog maar enkele tientallen jaren tevoren drooggevallen Haarlemmermeer waren gekomen, maar dat hun vestiging in de polder deel uitmaakte van een migratiebeweging van een specifieke bevolkingsgroep. Het gaat daarbij om leden van de Christelijke Afgescheiden Kerk uit het Land van Heusden en Altena, die daar hun bestaan in de landbouw vonden. Dit kerkgenootschap, de Christelijke Afgescheiden Kerk, was ontstaan nadat vanaf 1834 groepen orthodoxe protestanten de Nederlandse Hervormde Kerk de rug hadden toegekeerd, omdat zij vonden dat modernere geloofsopvattingen daarin teveel ruimte kregen. Dit proces staat bekend als ....
===
http://www.meerhistorie.nl/colijn.html
===
6] Jan Hoedeman en Remco Meijer
Koningin Beatrix: Moeder, zus en oma
Door Jan Hoedeman en Remco Meijer
Gepubliceerd op 30 januari 2008 11:24, bijgewerkt op 28 april 2009 14:03
AMSTERDAM - ‘De koningin is verrekte koninklijk, dacht ik in het begin’, zegt Coos Huijsen. Hij sprak het staatshoofd herhaaldelijk voor zijn in 2005 verschenen boek Beatrix – De kroon op de republiek. ‘Maar ze is een heel warm mens. Als iemand een partner verliest, geeft ze die aandacht. Bij andere gelegenheden stuurt ze een brief, een gedicht of een cadeautje. Echt heel attent en hartelijk.’
Koningin Beatrix assisteert op de ‘dag van de vrijwilliger’ in 2007 bij het bakken van een appeltaart in zorgboerderij De Modderkolk in Loenen aan de Vecht. ( Foto’s Raymond Rutting / de Volkskrant) Ook haar Leidse jaargenoot Ben Bot, oud-minister van Buitenlandse Zaken (2003-2007), zegt ....
===
http://www.volkskrant.nl/binnenland/article499802.ece/Koningin_Beatrix_Moeder,_zus_en_oma
===
[7] Anne Frank
(Frankfurt am Main, 12 juni 1929 – Bergen-Belsen)
De tentoonstelling Anne Frank - haar leven in brieven gaat over Anne Frank als briefschrijfster. Bekend is dat zij haar dagboek in de vorm van brieven schreef. Minder bekend is dat Anne daarvoor al regelmatig kaartjes en brieven schreef aan familie en vrienden. Een twintigtal van deze kinderbrieven zijn onlangs door Annes neef Buddy Elias en het Anne Frank Fonds-te Bazel speciaal voor deze tentoonstelling ter beschikking gesteld aan de Anne Frank Stichting.
De originele brieven worden voor het eerst getoond aan het publiek. Annes kinderbrieven vertellen samen met haar dagboekbrieven het verhaal van een meisje dat zich - tegen de achtergrond van een stad in oorlogstijd - ontwikkelt van een briefschrijfster uit de Amsterdamse Rivierenbuurt tot een auteur van wereldfaam.
===
U klikt HIER voor: "A tribute to Anne Frank
whose innocence touched many lives"."
===
[8] Boudewijn Büch
(Den Haag, 14 december 1948 – Amsterdam, 23 november 2002)
Aan Boudewijn Maria Ignatius Büch
Sombere Orfeus zonder Echo, hoor
Ongehoord zwijgen, onherroepelijke rouw
Binnen het donker van dit hemelsblauw –
O ogenblik; geen beeld dringt hier meer door
===
Bovenstaande tekst werd door Boudewijn Büch zelf gedrukt op de persen van Sub Signo Libelli in de herfst van 1979.
===
http://bc.ub.leidenuniv.nl/bc/tentoonstelling/boudewijn_buch/inhoud.htm
[9] Leo Vroman
(Gouda, 10 april 1915)
Voor wie dit leest
Gedrukte letters laat ik U hier kijken,
maar met mijn warme mond kan ik niet spreken,
mijn hete hand uit dit papier niet steken;
wat kan ik doen? Ik kan U niet bereiken.
O, als ik troosten kon, dan kon ik wenen.
Kom, leg Uw hand op dit papier; mijn huid;
verzacht het vreemde door de druk verstenen
van het geschreven woord, of spreek het uit.
Menige verzen heb ik al geschreven,
ben menigeen een vreemdeling gebleven
en wien ik griefde weet ik niets te geven:
liefde is het enige.
Liefde is het meestal ook geweest
die mij het potlood in de hand bewoog
tot ik mij slapende vooroverboog
over de woorden die Gij wakker leest.
Ik zou wel onder deze bladzij willen zijn
en door de letters heen van dit gedicht
kijken naar uw lezende gezicht
en hunkeren naar het smelten van Uw pijn.
Doe deze woorden niet vergeefs ontwaken,
zij kunnen zich hun naaktheid niet vergeven;
en laat Uw blik hun innigste niet raken
tenzij Gij door de liefde zijt gedreven.
Lees dit dan als een lang verwachte brief,
en wees gerust, en vrees niet de gedachte
dat U door deze woorden werd gekust:
Ik heb je zo lief.
===
Bloemen
Als alle mensen eensklaps bloemen waren
zouden zij grote bloemen zijn met lange snorren.
Vermagerende vliegen, dode torren
zouden blijven haken in hun haren.
Tandenstokers, steelsgewijs ontsproten,
zouden zwellen tot gedraaide tafelpoten,
katoenen knoppen zouden openscheuren
tot pluchen harten die naar franje geuren,
en op de bergen zouden gipsen zuilen staan
die gipsen druiven huilen.
Op het water dreven bordkartonnen blaren,
de vlinders vielen uit elkaar tot losse vlerken
en van geur verdorden alle perken
als alle mensen eensklaps bloemen waren.
Leo Vroman
Uit: Gedichten 1946-1984.
Querido, Amsterdam, 1985
===
U klikt HIER voor de website
van Leo Vroman..
===
U klikt HIER voor de gedichten van Leo Vroman
op Leestafel.
===
[10] J.J. Slauerhoff
(Leeuwarden, 15 september 1898 – Hilversum, 5 oktober 1936)
Gedicht door J. Slauerhoff, gebundeld in Een eerlijk zeemansgraf (1936).
De ontdekker
Hij had het land waarvoor hij scheep ging, lief,
Lief, als een vrouw 't verborgen komende.
Er diep aan denkende stond hij droomende
Voor op de plecht en als de boeg zich hief
Was 't hem te moede of 't zich reeds bewoog.
Onder de verten, waarin 't sluimerde
Terwijl 't schip, door de waterscheiding schuimende
Op de aanbrekende geboort' toevloog.
Maar toen het lag ontdekt, leek het verraad.
Geen stille onzichtbare streng verbond hen tweeën.
Hij wilde 't weer verheimlijken - te laat:
Het lag voor allen bloot, hem bleef geen raad
Dan voort te varen, doelloos, desolaat
En zonder drift, leeg over leege zeeën.
===
===
U klikt HIER voor enkele gedichten van J.J. Slauerhoff op gedichten.nl
===
Maneschijn te Tsingtao
De maan weent over de waatren
Om ’s werelds leed te verzachten,
Zij heeft maar enkele nachten
En weet dat het niet zal baten.
Het bare zwarte gebergte
Ligt hard in het milde vlieten.
De golven zijn moegetergd en
Willen geen glans meer genieten.
De wereld wankelde lang
Tusschen geluk en ellende,
Maar duld nu rampen en dwang,
Alsof hij nooit anders kende.
Maan, straal liever niet meer,
Of word een groot rond brood
En daal zoo in Sjansi neer
En red het van hongersnood!
===
Poolreis
De zon zinkt nooit terneer,
’t Bestendig licht wordt steiler
En stralender, toch ijler
Dan in de wereld weleer.
Sneeuw en ijsvelden flonkren,
Eindeloos hermelijn,
Wij zijn de eenige donkren
In de witte woestijn,
Waar een volstrekte vrede
Besterft, alleen begaan
Door honden, mannen, sleden,
Smalle karavaan.
Door allen vergeten
die hen kenden op aarde,
Door den drift bezeten
Naar het einde der aarde.
===
IN NEDERLAND
In Nederland wil ik niet leven,
Men moet er steeds zijn lusten reven,
Ter wille van de goede buren,
Die gretig door elk gaatje gluren.
'k Ga liever leven in de steppen,
Waar men geen last heeft van zijn naasten:
Om ‘t krijschen van mijn lust zal zich geen reiger reppen,
Geen vos zijn tred verhaasten.
In Nederland wil ik niet sterven,
En in de natte grond bederven
Waarop men nimmer heeft geleefd.
Dan blijf ik liever hunkrend zwerven
En kom terecht bij de nomaden.
Mijn landgenooten smaden mij: ,,Hij is mislukt."
Ja, dat ik hen niet meer kon schaden,
Heeft mij in vrijheid nog te vaak bedrukt.
In Nederland wil ik niet leven,
Men moet er altijd naar iets streven,
Om ‘t welzijn van zijn medemenschen denken.
In het geniep slechts mag men krenken,
Maar niet een facie ranslen dat het knalt,
Alleen omdat die trek mij niet bevalt.
Iemand mishandlen zonder reden
Getuigt van tuchtelooze zeden.
Ik wil niet in die smalle huizen wonen.
Die Leelijkheid in steden en in dorpen
Bij duizendtallen heeft geworpen...
Daar loopen allen met een stijve boord
- Uit stijlgevoel niet, om te toonen
Dat men wel weet hoe het behoort -
Des Zondags om elkaar te groeten
De straten door in zwarte stoeten.
In Nederland wil ik niet blijven,
Ik zou dichtgroeien en verstijven.
Het gaat mij daar te kalm, te deftig,
Men spreekt er langzaam, wordt nooit heftig,
En danst nooit op het slappe koord.
Wel worden weerloozen gekweld,
Nooit wordt zoo'n plompe boerenkop gesneld,
En nooit, neen nooit gebeurt een mooie passiemoord.
===
WONINGLOOZE
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
Nooit vond ik ergens anders onderdak;
Voor de' eigen haard gevoelde ik nooit een zwak,
Een tent werd door den stormwind meegenomen.
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen.
Zoolang ik weet dat ik in wildernis,
In steppen, stad en woud dat onderkomen
Kan vinden, deert mij geen bekommernis.
Het zal lang duren, maar de tijd zal komen
Dat voor den nacht mij de oude kracht ontbreekt
En tevergeefs om zachte woorden smeekt,
Waarmee ‘k weleer kon bouwen, en de aarde
Mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de
Plek waar mijn graf in 't donker openbreekt.
===
HET EINDE
Vroeger toen ‘k woonde diep in t land,
Vrat mij onstilbaar wee;
Zooals een gier de lever, want
Ik wist: geen streek geeft mij bestand,
En k zocht het ver op zee.
Maar nu ik ver gevaren heb
En lag op den oceaan alleen,
Waar zelfs Da Cunha en Sint-Heleen
Niet boren door de kimmen heen,
Voel ik het trekken als een eb
Naar 't verre, vaste, bruine land...
Nu weet ik: nergens vind ik vree,
Op aarde niet en niet op zee,
Pas aan die laatste smalle ree
Van hout in zand.
===
De ontdekker
De rustigen die mij tartten te vertrekken
Heb ik om 't schip te krijgen woest beloofd
Rijkdommen fabelachtig te ontdekken,
Waarvoor ik ingestaan heb met mijn hoofd,
En eindlijk in triomftocht aangebracht.
Tot zinkens toe geladen lag mijn vloot.
Wel waren bijna al mijn mannen dood,
Maar alle havensteden bont bevlagd.
Toen moest ik knielen voor den gouden troon.
De koning boog en wilde mij een keten
Omhangen – die ik hem met wilden hoon
Ontrukt heb en een hoovling toegesmeten.
Nog heeft een vrouw mij innig vroom omhelsd,
En in haar grijze oogen zag 'k mijn vrede.
Ik neeg – maar in mij brandde toch het felst
't Vuur dat mij voortdrijft buiten rust en reede.
En haastig heb ik mij weer ingescheept,
Zeker van een ontdekking, anders grootsch,
Maar ben door onweerstaanbre drift gesleept
Naar zeeën leeg en kusten steil en doodsch.
Nimmer belijd ik mijn dwaling, mijn zwak.
Voor dezen blinden muur zal 'k blijven kruisen
Tot 't eind der wereld met mijn trouwe wrak,
Waarop drie kale masten: galgen? kruisen?
[11] Victor Vroomkoning
Victor Vroomkoning, pseudoniem van Walter van de Laar (Boxtel, 6 oktober 1938)
Witheid
In de witte winter in het witte huis
in de witte kamer in het witte bed
op het witte laken fluister ik
in het witte oor dat naast me ligt
de lichte dingen van de liefde.
Wij sluipen de sneeuw in, schuiven
onze lijven warm, schuilen in het
schuim, worden watten poppen.
Terug uit de witte winter in het
witte huis in de witte kamer
in het witte bed op het witte
laken smelten wij mond op
mond samen tot het witte wezen
dat wij zijn als de nacht begint.
===
U klikt HIER voor enkele gedichten van Victor
Vroomkoning op de Meander-website.
===
U klikt HIER voor de website
van Victor Vroomkoning.
===
VUILNISZAKKEN
Zoals ze daar 's morgens
op de stoep tegen elkaar aan
geleund warmte zoekend
in hun plastic jassen
staan te wachten, grijs,
vormeloos, vol afgedankt
leven, tegelijk broos
en weerloos. Je zou ze
weer naar binnen willen
halen, je ouders
wachtend op de bus
© Victor Vroomkoning, 1990
uit: Echo van een echo, Manteau, Antwerpen-Amsterdam 1990
===
Buddléia
Wat weten vlinders van augustus?
De buddléia bloeit, ze nemen het
ervan. Je dochter kan dat eigenlijk
niet aan, zo ijl, zo flinterdun
haar jurk. Je bent haar vader maar
kunt kijken als een man. Waar eindigen
haar poten? Hoge zomen vangen wind,
de zomer raakt nu op zijn bangst.
Ze fladdert weg, je kijkt haar na zoals
de vriend die laatst iets ongelukkigs
zei toen zij op haar fiets passeerde.
Later als het licht de middag heet
en scherp maakt bij de sloot aan gene
zijde jaagt een man bij de buddléia 's.
===
© Victor Vroomkoning
uit: Oud zeer,
Manteau, Antwerpen/Amsterdam 1993
[12] J.C. Bloem
(Oudshoorn, 10 mei 1887 - Kalenberg, 10 augustus 1966)
===
En daarom is Bloem zulk een zuiver dichter, omdat zelfs in de vorm der gedichten men hun innerlijke betekenis bespeurt: de voortdurende poging om van persoonlijk isolement in gemeenschappelijk verband te geraken. De vorm zijner gedichten is uiterst traditioneel, in zijn jongere gedichten (de verzen zijn in de bundel, zoals het naschrift zegt, vrijwel chronologisch geplaatst) is deze traditie zelfs nog gewild, geforceerd. Hij heeft, in jeugd-bitterheid, getracht deze traditie, juist de traditie persoonlijk te maken. Een enigszins gemaniëreerde ouderwetsheid was het gevolg en zijn door deze hardheid gekneusde tederheid trok er zich te dieper door naar binnen terug. Dit ging zover, tot in enige zijner ‘gestalten’ alleen een inwendige beving nog het hart verraadt. Hij is daar nu boven uitgegroeid. In latere verzen is het traditionele element nog alleen aanwezig, om de inhoud van het gedicht zo algemeen-menselijk mogelijk te maken, dus als middel waarmede zich zijn persoonlijkheid verbreedt. Dan komen de sterke formuleringen, waardoor het inzicht van het eigen hart een wereldwijd visioen wordt, als in ‘Allerzielen’.
[p. 104]
Zoo heeft het leven hier ons geformeerd:
Een wil, verwant aan deze barre hoven,
Een hart, dat duldt en eindeloos begeert -
De wilde hemel van den droom daarboven.
En nu hij niet het voorwerp van zijn verlangen, maar het verlangen zelf meer en meer als het wezen van zijn leven gaat beseffen, nu zoekt hij de begeerde menselijkheid niet meer om zich heen, maar in zichzelf. In deze vermoeidheid, in deze overgave, in dit ‘donkere verglijden’ vindt hij een zacht en breed geluk, ‘een vreemd verwijden naar iets, dat verder is dan lust en vrees’. En hij, de minnaar der aarde, aanvaardt zelfs dood en hemel.
Een beedlaar in de schaûw der kathedralen
Is meer dan dezen en hun ijdlen schal.
Hij ziet de zon op 't leege kerkplein stralen,
En wacht geduldig op den avondval.
Misschien dat in een schemerende gaarde
De slaap zich op zijn oude leden stort,
En, aan zijn kleeren nog een reuk van aarde,
Hij in den blauwen hemel wakker wordt.
Men lette op dit prachtige detail: de ‘reuk van aarde’ aan de kleren van de bedelaar die in de hemel ontwaakt. De herinnering van de wereld is hem gebleven, maar tot een geur verdund en vervluchtigd, een geur die de overgang verzacht, en hem de vreugden des hemels stiller en dieper zal doen smaken.
===
Leest u HIER meer.
===
INSOMNIA
Denkend aan de dood kan ik niet slapen,
En niet slapend denk ik aan de dood,
En het leven vliet gelijk het vlood,
En elk zijn is tot niet-zijn geschapen.
Hoe onmachtig klinkt het schriel `te wapen',
Waar de levenswil ten strijd mee noodt,
Naast der doodsklaroenen schrille stoot,
Die de grijsaards oproept met de knapen.
Evenals een vrouw, die eens zich gaf,
Baren moet, of ze al dan niet wil baren,
Want het kind is groeiende in haar schoot,
Is elk wezen zwanger van de dood,
En het voorbestemde doel van 't paren
Is niet minder dan de wieg het graf.
[13] Willem Bilderdijk
Willem Bilderdijk
75 jaar doodsverlangen.
Het leven van Bilderdijk in vogelvlucht.
Ruim zeven maanden na de geboorte van Mozart kwam op 7 september 1756 aan de Westermarkt te Amsterdam een ander wonderkind ter wereld: Willem Bilderdijk, zoon van Sibilla Duyzenddaalders en Izaäk Bilderdijk. In zijn gedicht 'Afscheid' (Hollands verlossing, 1813, p. 75) schreef Willem Bilderdijk dat hij al als baby verlangde naar de dood:
'k Lag in mijn wiegj' alreeds met natbeschreide wangen
In 't dorsten naar de dood te smachten van 't verlangen
(IX, p. 108)
Het solitaire leven dat Bilderdijk als kind leidde, zal dit doodsverlangen waarschijnlijk verder aangewakkerd hebben. Toen hij vijf jaar oud was, raakte hij gewond aan zijn been door een trap van een buurjongen. De wond werd verkeerd behandeld en er trad beenvliesontsteking op. Daardoor moest de jonge Bilderdijk tien jaar lang binnenshuis blijven zodat het been in alle rust kon genezen. Hij bleef van het gezelschap van zijn schoolkameraadjes verstoken.
De eenzaamheid en de afgedwongen rust.....
Leest u HIER meer.
[14] Drs. P.
===
Drs. P, pseudoniem van Heinz Hermann Polzer, (Thun (Zwitserland), 24 augustus 1919)
===
Het was de Broederschap der Edelsmeden
Het was de Broederschap der Edelsmeden
Waar hij na 't zweren van een dure eed
Met lustig kloppend hart zijn intree deed
Het bleek daarna al spoedig dat de leden
De nieuweling (voormalig hoefsmid) meden
Hij mocht ook nooit eens achter op hun sleden
O vrienden, wie doorgrondt zijn smedenleed?
------------------------
uit: 'Grabbelton', 2001.
===
Piramide 2
De piramide is zo ongeveer
Het logo van de goedgelovigheid
'Met een in 't klein zijn onze kwalen te genezen!'
Ook is nog steeds de mening wijd verbreid
Dat men er gans de toekomst in kan lezen
Men moet dan naar Egypte toe, dat wel
Een scheermes, voorts mag bot als stopverf wezen
Maar ligt het even onder een model
Dan wordt het weer vlijmscherp hoor, keer op keer!
Ja, piramiden komen goed van pas
(En in het Louvre staat er een van glas).
-----------------------------------------------------
Uit: 'Wis- en Natuurlyriek', 2000.
[15] Dominee Carel ter Linden
VR 03 dec 2004 | 09.18
Dominee Carel ter Linden is zaterdag 11 december in de Nieuwe Kerk in Delft voorganger bij de uitvaartdienst van prins Bernhard. Dat maakte de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) donderdag bekend.
De IKON zal op die zaterdag de volledige liturgie van de uitvaartdienst aanbieden op zijn website. Ook zal de tv-uitzending van de uitvaart daar (opnieuw) te bekijken zijn.
Ter Linden is emeritus predikant van de Kloosterkerk in Den Haag. Hij trad in 2002 ook op als voorganger bij de uitvaart van prins Claus. De dominee was ook voorganger bij de kerkelijke inzegening van ....
Leest u HIER meer.
[16] Driek van Wissen
(Groningen, 12 juli 1943)
De zilveren kroon
Toen Beatrix, onze vorstin in spe
Als jonge loot aan de Oranjestam
Haar moeders stokje plechtig overnam
Was ik erbij en feestte vrolijk mee.
Het hek was echter spoedig van de dam:
De krakers raakten slaags met de ME
En kopje onder in de mensenzee
Nam ik verschrikt de wijk vanwaar ik kwam.
Maar nu de rook voorgoed is opgetrokken
Kijk ik nog één keer in een ommezien
Omhoog naar onze oude kroonprinses.
En zie, ook vijfentwintig jaar nadien
Staat zij nog zelfbewust en onverschrokken
Als nationaal symbool op het bordes.
===
Leest u HIER meer.
===
[17] Frans Bosman
Met expo niet wachten op aftreden Beatrix
Eigenlijk was de tentoonstelling Amsterdam & de Oranjes bedoeld voor de inhuldiging van Willem-Alexander. Toch was het koningin Beatrix die vrijdag het lint doorknipte bij de ereboog voor de ingang. Frans Bosman (Het Parool) doet verslag.
De expositie waarin de haat-liefdeverhouding tussen de hoofdstad en het vorstenhuis in beeld komt, vergde een jaar voorbereiding. Tussen de aankondiging van het aftreden van Beatrix en de inhuldiging van haar zoon zal maar een paar weken of maanden zitten. ,,Dus hebben we de zeventigste verjaardag van Beatrix maar aangegrepen voor de expositie", zegt conservator Annemarie de Wildt.
Maar de tentoonstelling zou ook maar zo opgehangen kunnen worden aan het tienjarig bestaan van het Nieuw Republikeins Genootschap. Want naast warme Oranjeliefde is er in Amsterdam ook altijd een republikeinse onderstroom geweest.
===
Leest u HIER meer.
===
[18] Johnnie Jordaan
(Amsterdam, 7 februari 1924 – aldaar, 8 januari 1989)
Aan de voet van die mooie Wester
Aan de voet van die mooie Wester
Heb ik vaak in gedachten gestaan
Ik heb er dikwijls staan te dromen
Van die mooie, die fijne Jordaan
Ik ben er als kindje geboren
Ik heb er gestoeid en gespeeld
Ik heb er mijn hartje verloren
Ik heb er veel leed mee gedeeld
En waar ik ook kom op de aarde
Al is het ook ver hier vandaan
Daar zal ik steeds van je vertellen
Van die mooie, de fijne Jordaan
Aan de voet van die mooie Wester
Heb ik vaak in gedachten gestaan
Ik heb er dikwijls staan te dromen
Van die mooie, die fijne Jordaan
En komen er ook grijze haren
Met rimpels van zorgen misschien
Toch blijf ik zo fier als een tijger
Toch wil ik jou eenmaal nog zien
En klinkt er straks het klokje van scheiden
Al moet ik dan kreupel gaan
Om waar ik ben geboren
Daar wil ik sterven
In die mooie, die fijne Jordaan
Aan de voet van die mooie Wester
Heb ik vaak in gedachten gestaan
Ik heb er dikwijls staan te dromen
Van die mooie, die fijne Jordaan
===
[19] Wim Sonneveld
(Utrecht, 28 juni 1917 - Amsterdam, 8 maart 1974)
Aan de Amsterdamse grachten
Aan de Amsterdamse grachten
Heb ik heel mijn hart voor altijd verpand
Amsterdam vult mijn gedachten
Als de mooiste stad in ons land
Al die Amsterdamse mensen
Al die lichtjes 's avonds laat op het plein
Niemand kan zich beter wensen
Dan een Amsterdammer te zijn
Er staat een huis aan de gracht in oud Amsterdam
Waar ik als jochie van acht bij grootmoeder kwam
Nu zit een vreemde meneer in 't kamertje voor
En ook die heerlijke zolder werd tot kantoor
Aleen de bomen, de bomen, hoog boven het verkeer
En over het water gaat er een bootje net als weleer
Aan de Amsterdamse grachten
Heb ik heel mijn hart voor altijd verpand
Amsterdam vult mijn gedachten
Als de mooiste stad in ons land
Al die Amsterdamse mensen
Al die lichtjes 's avonds laat op het plein
Niemand kan zich beter wensen
Dan een Amsterdammer te zijn
Al die Amsterdamse mensen
Al die lichtjes 's avonds laat op het plein
Niemand kan zich beter wensen
Dan een Amsterdammer te zijn
===
[20] Johnnie Jordaan
(Amsterdam, 7 februari 1924 – aldaar, 8 januari 1989)
Geef mij maar Amsterdam
Geef mij maar Amsterdam
Dat is mooier dan Parijs
Geef mij maar Amsterdam
Mijn Mokums paradijs
Geef mij maar Amsterdam
Met zijn Amstel en het IJ
Want in Mokum ben ik rijk
En gelukkig tegelijk
Geef mij maar Amsterdam
Klaverlasclub Schoppen Negen
Was een weekje in Parijs
Om de contributie te verteren
Ome Piet de secretaris
Had al maanden voor die tijd
In zijn eentje Frans zitten leren
Maar toen niemand hem verstond, deed hij mal
Want hij zong op de Place Pigalle
Geef mij maar Amsterdam
Dat is mooier dan Parijs
Geef mij maar Amsterdam
Mijn Mokums paradijs
Geef mij maar Amsterdam
Met zijn Amstel en het IJ
Want in Mokum ben ik rijk
En gelukkig tegelijk
Geef mij maar Amsterdam
Op de hoge Eiffeltoren
Ging de bakker haast om zeep
Van de hoogte kreeg hij het te pakken
Als de slager niet toevallig
Net zijn lange stelten greep
Had hij nooit geen brood meer gebakken
Van de schrik gingen ze gauw naar benee
En toen klonk op de Champs Elysees
Geef mij maar Amsterdam
Dat is mooier dan Parijs
Geef mij maar Amsterdam
Mijn Mokums paradijs
Geef mij maar Amsterdam
Met zijn Amstel en het IJ
Want in Mokum ben ik rijk
En gelukkig tegelijk
Geef mij maar Amsterdam
Liever in Mokum zonder poen
Dan in Parijs met een miljoen
Geef mij maar Amsterdam
===
[21] Remco Campert
(Den Haag, 28 juli 1929)
Steden bij avond
Ik droomde in de steden bij avond
in Parijs liep ik lang over boulevards
zocht francs op het asfalt
de bistro's wenkten
met zwarte koffie en hardgekookte eieren
ik kon er op basketbalschoenen
de morgen afwachten
schrijvend luisterend en drinkend
de eerste vegen rose de eerste arbeiders
op vroege fietsen de eerste métro
met gele mensengezichten en nog vochtig nekhaar
de eerste krant en het eerste licht
ik droomde ik kon spreken in Parijs
en bij Dupont nam men een film op
een sprekende film dat gaat zonder zeggen
een film met Gréco en een man die ik niet zag
de steden bij avond
zijn van de mensen de minnaressen
de steden bij avond
strelen met hun tere lichtende handen
de schouders en de haren van de mensen
ik heb het gezien ik heb het gevoeld
ik heb naar de steden geluisterd
als zij zich neerlegden bij avond
langs hun rivieren en bomen
ik heb met de mensen gesproken
in de cafés en cinema's van hun steden
bij avond en avondlicht
ik heb hun Turkse tabak gerookt
en die uit Amerika en Algerije
ik heb met hen gedronken en gelachen
gekust en geweend
in hun steden bij avond
als zij moe waren en vol moed of moedeloos
ik droomde ik was enkel tong
enkel tanden enkel lippen
ik droomde ik was enkel woorden
en troostende gebaren
ik liep door de steden bij avond
vond de wereld bij elke voetstap
vond geluk in gezichten van mensen
vond verdriet in de adem van hun woorden
ik droomde te over ik droomde
om zes uur in de morgen
mijn hoofd op een tafel
mijn armen om mijn hoofd
mijn vrienden om mij heen
ik droomde met de mensen
ik droomde met de wereld
ik droomde in de steden bij avond
© Remco Campert
Uit: Met man en muis
Amsterdam: De Beuk 1955
===
Leest u HIER meer.
[22] Rutger Kopland
(Goor, 4 augustus 1934)
Rutger Kopland is de schrijversnaam van de psychiater R.H. van den Hoofdakker (1934). Van den Hoofdakker was hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen. Als onderzoeker en behandelaar hield hij zich persoonlijk vooral bezig met de betekenis van de slaap en de biologische klok voor het .........
Leest u HIER meer.
"Een mooi schilderij en een mooi gedicht roepen herinneringen op aan wat je nog nooit hebt meegemaakt. Met de weemoed die daarbij hoort: zo is het dus, alsof we even zagen hoe de wereld eruit zag toen wij er nog niet waren en eruit zal zien als wij er niet meer zullen zijn. Hoe zij haar gang gaat, ook zonder ons."
Het mechaniek van de ontroering
Weemoed en herinnering. Volgens Rutger Kopland zijn dit de sleutelmechanismen die in elke kunst momenten van ontroering scheppen. Zijn poëzie is er dan ook van verzadigd. Van alle gedichten die Kopland heeft geschreven, illustreert het volgende misschien wel het best hoe het 'mechaniek van de ontroering' werkt.
Geluk was een dag aan een vijver
in gras met bomen
tot in de hemel omkringd
ik was er het kind van god en
mijn grootvader - beide stierven
geluk is gevaarlijk
de vijver is gaan liggen met de avond
zo spiegelglad dat hemel, bomen en gras
zich herhalen onder de aarde
angst en heimwee - beide vragen mij
terug
Of: leest u HIER meer.
=
Weggaan
Weggaan is iets anders
dan het huis uitsluipen
zacht de deur dichttrekken
achter je bestaan en niet
terugkeren. Je blijft
iemand op wie wordt gewacht.
Weggaan kun je beschrijven als
een soort van blijven. Niemand
wacht want je bent er nog.
Niemand neemt afscheid
want je gaat niet weg.
===
Rutger Kopland
Uit: Gedichten 1966-1999.
Van Oorschot, Amsterdam, 1999
[23] Gerrit Achterberg
Gerrit Achterberg. (Langbroek 1905 – Oud-Leusden 1962),
Martien J.G. de Jong
Tussen biografisme en biografobie.
Een fragment over Gerrit Achterberg.
De produktiviteit van de dichter Achterberg was in de jaren dertig en veertig overweldigend. De samenstelling van zijn eerste bundels door Roel Houwink, Ed. Hoornik en Jan Vermeulen was vooral een kwestie van schifting. Uit alles blijkt dat zij de beschikking hadden over een bijna ongelooflijke hoeveelheid teksten, die moesten worden geselecteerd en gecombineerd. Typerend is Vermeulens verhaal over het ophalen van Achterbergs vroegere gedichten in zijn ouderlijke woning in het jaar 1943. Uit een dichtgespijkerde linnenkast kwam volgens Vermeulen een ‘papieren lawine’, die zoveel poëziemanuscripten bevatte, dat daaruit de bundels Morendo, Sintels, Eurydice en Limiet konden worden samengesteld. Tijdens Achterbergs gedwongen verblijf in psychiatrische inrichtingen ontstonden er steeds nieuwe, en dat met tientallen tegelijk. Op een gegeven ogenblik lagen er ...............
Voor het hele artikel zie: HIER
[24] Eddy van Vliet
(11 september 1942 – 5 oktober 2002)
Verliefd
Zo gaat het, zo ging het en zo zal het altijd gaan.
Afspreken in cafés op de sluitingsdag.
Aan de verkeerde zijde van bruggen staan.
Tussen duim en wijsvinger, als brandende as,
het fout begrepen telefoonnummer.
Parken te nat, hotels te vol, Parijs te ver.
Liefde als een veelvoud van vergissingen.
Onbeholpen woorden als zo-even op zak en
zoveel zin om, los van de wetten
van goede smaak en intellect, te schrijven
dat van de stad waar je elkaar voor het eerst zag,
een plattegrond bestaat, waarop een kus,
die het nauwelijks was, geregistreerd werd.
===
Het wordt tijd
Het wordt tijd dat wij orde op zaken stellen.
De woede verzamelen. Een republiek voorspellen.
Een vlag ontwerpen naar Jackson Pollocks model.
Het wordt tijd dat wij de vette gans
van de zakelijkheid villen en samen met haar
de boswachters die hout en wild ruilen voor goud.
Het wordt tijd dat wij verloochenen wat aangeslibd is
en kiezen ons niet langer verlamt. Dat een vuist
de littekens in de handpalm vervangt.
Het wordt tijd dat wij prikkeldraad om ons heen zetten en
met rode letters op een groen vlak verkondigen: Ontoegankelijk.
Herstel van landschap. Een decennium is voorbij.
===
Eddy van Vliet (1942-2002), Gigantische dagen, een keuze uit de gedichten 1978-2001, De Bezige Bij, 2002, Amsterdam. Oorspronkelijk verschenen in De Morgen, 30 december 1989.
[25] M. Vasalis
(13.2.1908 -16.10.1998)
De oude kustlijn
Begin maart verscheen een bijzondere dichtbundel: De oude kustlijn van M. Vasalis (1909-1998). Bijzonder, omdat Vasalis sinds 1954 (Vergezichten en gezichten), op enkele gedichten in Tirade na, geen poëzie meer publiceerde. Er werd dan ook reikhalzend uitgekeken naar nieuwe poëzie van Vasalis. In de jaren voor haar dood werkte Vasalis aan deze uitgave, het werk werd door haar kinderen voltooid. De oude kustlijn is géén overzicht van de poëzie die Vasalis na Vergezichten en gezichten schreef: de bundel omvat haar hele dichtersleven. We lezen dus, in chronologische volgorde, zowel de jeugdpoëzie van de dichteres als de gedichten die ze op hoge leeftijd schreef. De bundel wordt naar het einde toe interessanter, omdat de dichteres haar dood ziet naderen, en daarvan verslag doet. De oude kustlijn is een welkome aanvulling op de klassiek geworden bundels, die Vasalis in de jaren veertig en vijftig publiceerde; maar die we inmiddels wel wat al te goed kenden.
De gedichten over (de dood van) haar moeder maken de meeste indruk. In het titelloze gedicht, dat begint met de regel Is het vandaag of gistren, vraagt mijn moeder, beschrijft ze haar dementerende moeder als een dierbare sneeuwwitte astronaut/zo ver al van de aarde weggedreven. Dit beeld wordt indringender, naarmate je verder leest in de bundel, over de zorgzaamheid en de kracht van diezelfde moeder. Vasalis beschrijft haar moeder vol mededogen, vol liefde, in termen, die, als we de kritieken in de Volkskrant en NRC/Handelsblad mogen geloven, in de hedendaagse poëzie not done zijn:
Waarom huilde je zo plotseling
zo kort en zo verschrikkelijk
mijn witte moeder.
En schudde je, toen ik het vroeg
alleen maar troosteloos je hoofd.
(zonder titel)
Maar nergens wordt het sentiment drakerig. Niet alleen ...........
Leest u: HIER meer.
===
Uitgeverij: G.A. van Oorschot
ISBN: 9028209654
Datum bespreking: 11-04-2002
===
M. Vasalis. Portret gemaakt door: Anne van Herreweghen.
Voor meer schrijversportretten van Anne van Herreweghen zie: HIER.
De koningen zijn koningen gebleven,
ik heb hun tronen weggenomen;
de slaven bleven slaven,
ik nam de ketens af.
Des avonds zijn zij weggetrokken.
Zo konden zij niet in mij wonen.
Wie schrijden kon schreed,
trots en bemind tot op het laatste ogenblik;
wie strompelen moest strompelde,
dieper bemind en tot het eind toe ondersteund.
Het laatst verdween, gezogen door de sluis der poorten,
een draaikolk paarden, met een zwiep der staarten,
en toen het stof was neergezegen
en ook het laatste gruis geruis,
hoorde ik alleen mijn hart nog slaan,
als zocht het kloppende hen in te halen,
maar 't hart kon ik niet laten gaan.
In 't duister zag ik toen de poort verdwijnen,
de hoge wallen krulden terug als blaadren
en 'k stond alleen zoals een stamper doet.
Kom! Lopende op blote voeten …
(M. Vasalis,
uit: Vergezichten en gezichten, 1954)
===
Leest u: HIER meer.
===
Appelboompjes
Op een recht, zwart kousenbeen,
dunne rokjes opgeheven,
dansend in de vroege regen
en de tuin voor zich alleen,
staan twee jonge appelbomen,
’t witte bloed omhooggestegen,
vlinderhoofden wijd omgeven
door hun allereerste dromen.
Met hun smalle voet in ’t gras,
ingetogener en lomer
staan zij later in de zomer
na te peinzen hoe het was.
Voller wordend met de dagen,
vastgegroeid in ’t ogenblik,
bestemd, mijn zustertjes, – als ik –
te wortlen, rijpen en vrucht te dragen.
===
M. Vasalis
Uit: Parken en woestijnen.
De vogel Phoenix. Vergezichten en gezichten.
Abonneren op:
Posts (Atom)